Deel 19: Nieuwsinfo
Duif April 2005
Het seizoen is weer begonnen en deze week
waren de eerste dikke koppen al op het spreekuur. Wel wat vroeg eigenlijk,
omdat het meestal pas na de tweede of derde vlucht begint. Maar ja wat
oostenwind vorige week dan kan het al snel tegen zitten.
In de mailtjes in de afgelopen weken kreeg
ik een aantal vragen over dezelfde onderwerpen. Op een aantal van deze
vragen wil ik via deze nieuwsbrief in gaan.
Enkele vragen hadden betrekking op Streptococcose bij duiven. Verder waren
er toch nog de nodige vragen over de Boni-SGR en tenslotte waren er
diverse vragen over de toepassing van medicamenten.
In deze nieuwsbrief wil ik ingaan op de
vragen over streptococcose bij duiven. In een latere nieuwsbrief zal ik
dan wat nader ingaan op de Boni-SGR.
Aangezien het bij vragen over bepaalde producten vaak vragen betreft over
extra achtergrondinfo over bepaalde met name genoemde producten, zou het
wellicht interessant zijn om in de nieuwsbrief een vaste rubriek op te
nemen over een of meer duivenproducten die op de markt zijn. Ik merk de
aan de reacties wel of er behoefte aan bestaat.
Streptococcose
Er waren de laatste weken dus een aantal
vragen over streptococcose. Hoewel ik de vragenstellers heb verwezen naar
onze website-databank waar ik deze ziekte beschreven heb, wil ik er toch
nog een stukje aan weiden. En dan niet zozeer de wetenschappelijke
beschrijving van de ziekte, maar meer aandacht voor de praktische
consequenties van de aanwezigheid van de bacterie op het hok.
Streptococcus gallolyticus is sinds begin
jaren negentig van de vorige eeuw bekend als infectieziekte bij duiven.
Tot die tijd werd de aanwezigheid van streptococcen niet direct in verband
gebracht met ziekteverschijnselen.
De bacterie komt bij secties van gestorven vaker uit de bus rollen dan
paratyfus. Het is dus wel degelijk een aandoening om serieus rekening mee
te houden.
We zien streptococcose meer van januari tot en met augustus dan in het
najaar. Naar verluid komt de bacterie op meer dan 80 procent van de
hokken. Dat wil eigenlijk dus nog wel wat zeggen. En bij 40% van de duiven
komt de bacterie voor in de darm. Let wel de bacterie komt bij deze duiven
voor in de darm. Maar het overgrote deel van deze duiven vertoont echter
totaal geen verschijnselen van ziek zijn.
Dit is een belangrijk gegeven wat betreft de benadering van deze
ziektekiem in relatie tot andere ziekteverwekkers. Voor deze aandoening
geldt namelijk ook weer dat er sprake moet zijn van een soort van
samenloop van omstandigheden vooraleer er sprake is van ziekte.
We moeten hierbij denken aan stress, bijvoorbeeld door overbevolking,
slechte hygiëne, sterkte van de ziektekiem en de aanwezigheid van andere
ziekteverwekkers als paratyfus,Ornithose, Candidiose enzovoort.
Ziekteverschijnselen zien we pas als de
bacterie in de bloedbaan terecht komt. Dan kan er heel snel een
bloedvergiftiging ontstaan met dodelijke afloop. Dit wil nog wel eens
optreden bij duivinnen op het nest. ’s Ochtends is de duivin nog gezond
en ’s avonds ligt ze dood op het nest. Dat is eigenlijk een vrij typisch
symptoom voor deze aandoening. Maar ook kan er sprake zijn van slecht
kunnen vliegen, mak lopen. Dus symptomen waar veel liefhebbers als eerste
denken aan paratyfus. Ook dan moeten we dus bedacht zijn op streptococcose.
De bacterie kan ook als complicatie bij salmonellose voorkomen.
Ook het laten hangen van een of beide vleugels en het niet meer op kunnen
vliegen zijn symptomen die ons op het verkeerde been kunnen zetten doordat
we dan denken aal salmonella. Zo ook natuurlijk de slechte eetlust, het
vermageren, de groenige slijmerige mest. En net als bij salmonella kan het
hele hok aangetast raken maar ook kan de ziekte beperkt blijven tot een of
enkele duiven.
Kortom we kunnen als liefhebber door deze ziekte op het verkeerde been
worden gezet. En als we dan ook nog eens kiezen voor klassieke middelen
tegen paratyfus als behandeling kan het gebeuren dat de situatie alleen
maar slechter wordt. Immers deze middelen zijn niet de aangewezen middelen
om tegen deze ziekte te gebruiken. De paratyfus bacil is een zogenaamde
Gram-negatieve bacterie en de Streptococcus is een Grampositieve bacterie.
En die hebben ieder een eigen aanpak nodig.
Onze indruk is dat we Streptococcus
gallolyticus zo langzaamaan tot de groep boosdoeners moeten gaan rekenen
die een rol spelen bij het Ornithosecomplex. Zeker bij de jonge duiven.
Het komt de afgelopen jaren namelijk steeds vaker voor dat de standaard
Ornithosemiddelen niet meer altijd even effectief zijn. Kiest men dan een
middel dat ook tegen streptococcen werkt is de respons op de behandeling
veel beter.
Ornithose kan daarom met recht een complex-ziekte genoemd worden. Ook hier
zijn weer, de eerder genoemde, omstandigheden van belang. En ook hier is
het zoals zo vaak gezegd belangrijk dat de weerstand van de duiven zo hoog
mogelijk is en blijft om de omstandigheden geen vat op de duiven te laten
krijgen. En ik kan het natuurlijk niet vaak genoeg zeggen dat een
natuurlijk middel als Boni-SGR daar behoorlijk aan kan bijdragen.
Maar nu naar de praktijk. Wat moeten we
met zo’n verhaal over een bacterie die ziekte kán veroorzaken maar
zeker niet altijd doet. Allereerst moet U zich de kop niet gek laten
maken. Ik kan me ergeren aan collega’s die darmkweken en kweken uit de
krop inzetten en dan de liefhebber laten behandelen voor streptococcose
omdat de bacterie is aangetoond in de krop of in de mest.
Als we weten dat 80% van de duivenhokken besmet is en 40% van de duiven,
ook die niet ziek zijn, deze bacterie in de darm dragen, dan mogen we met
recht zeggen dat de betreffende dierenartsen graag medicijnen verkopen,
maar de liefhebbers in feite het bos insturen.
Hetzelfde doen ze trouwens als ze Chlamydiae bij de duiven vaststellen.
Dan krijgen de liefhebbers gelijk het advies om lang met Baytril of
Doxycycline te kuren. Ook al zijn er geen verschijnselen. Vaak genoeg is
er na de kuur geen verschil aan de duiven te bemerken ten opzichte van
voor de kuur.
Begrijp me niet verkeerd. Als er een ziekte uitbraak is zal ik ook al snel
naar middelen ter bestrijding van luchtweginfecties grijpen. Maar dat is
iets anders dan iedere liefhebber een kuur aan te smeren tegen kiemen die
in wezen niet of nauwelijks zijn uit te roeien. Zeker niet als we bedenken
dat overmatig gebruik van antibiotica de deur wagenwijd kan openzetten
voor infecties als Candida albicans. Een gist/schimmel die, zoals bekend,
ook een hoop ellende kan veroorzaken.
Maar moeten we in de praktijk dan net doen of deze kiem niet bestaat?
Natuurlijk niet. We moeten beducht zijn voor deze kiem, net zo als we
beducht moeten zijn voor de Salmonella of de Chlamydiae.
Als we in de praktijk regelmatig last hebben van de ziekteverschijnselen
die we eerder in dit artikel hebben kunnen lezen, dan doen we er goed aan
om de infectiedruk proberen te verlagen. We moeten dan zorgen dat de
duiven minder contact maken met de uitwerpselen. Door de duiven op
roostervloeren te plaatsen zijn vaak genoeg de problemen opgelost.
En ja, in de gevallen van klinische uitbraken zal men moeten kuren met
goede middelen. Daar zijn er genoeg van. In principe valt de eerste keus
op middelen die Amoxycilline bevatten al dan niet met Clavulaanzuur. Of op
Linco-Spectin bevattende middelen in de juiste dosering.
Zelf pas ik voor de bestrijding van deze bacterie graag Boni-Jodi of
Poeder 31 toe.
De reden daarvoor is simpel. Ik beschouw de streptococcus gallolyticus als
een van de boosdoeners in het ornithose-verhaal. Door alleen de streptococ
te behandelen neem je de problemen van het gehele Ornithose-complex niet
weg. Vaak blijven de problemen van de duiven dan toch bestaan.
Maar bovenal blijf ik hameren op een preventieve gezondheidszorg voor de
duiven. Immers als de duiven voldoende weerstand hebben is de kans dat de
streptococcen en de Chlamydiae vat op hun lichaam krijgen een stuk
kleiner. De noodzaak om antibiotica te gebruiken is dan een stuk kleiner ,
maar bovenal is de respons op de te gebruiken middelen een stuk beter
zodat de negatieve effecten van het gebruik van de medicijnen veel minder
aanwezig is.
En dan kom ik al weer snel bij de Boni-SGR en andere natuurlijke middelen
als de Formatonicum uit. Maar daarover een andere keer.
Tot slot wil ik nog even de aandacht geven
aan de jonge duiven met betrekking tot deze bacterie. Vaak zien we in mei
de “Adeno” weer de kop op steken bij de jongen. “Dokter, mijn duiven
hebben de “Coli”. Heeft U een kuurtje voor me?” een veel gehoorde
vraag. Maar gek genoeg zien we in een aantal gevallen niet voldoende
reactie op een “Coli-kuur”. De mest blijft slecht. In die gevallen is
er dan vaak sprake van een andere infectie (streptococcose) of in sommige
gevallen van een menginfectie van beide. In die gevallen zien we de duiven
vaak heel snel en heel goed opknappen met een Poeder 22 of met Boni-Amco.
Kortom neem bij diarree bij de jongen niet voetstoots aan dat het
“altijd” Adenocoli is.
Een andere klacht uit de praktijk is dat de jongen niet willen
vliegen…..terwijl de liefhebber “alles” heeft gedaan……naar eigen
zeggen. Ook dan zien we juist bij deze jongen een sterke verbetering door
een kuur te geven met Boni-Jodi. Een veel sterkere verbetering dan bij een
luchtweg- of darmkuur sec. En zeer waarschijnlijk komt dit doordat de
streptococcen bij de jongen meer probleempjes geven dan we tot dusverre
vermoedden. Probleempjes zonder duidelijke ziekteverschijnselen. Maar
probleempjes die ze uitermate vatbaar maken voor andere infecties. Het
zijn de eerste afvallers tijdens de wedvluchten.
Zo langzaamaan geven we als standaard
advies bij de jongen daarom vanaf het afzetten tot 14 dagen voor de
vluchten drie dagen in de week Boni-SGR en dan 14 dagen voor de
opleervluchten een kuur van 6 dagen over het voer met Boni-Jodi.
Het stuk is weer langer geworden dan gepland. Ik heb getracht
het vooral praktisch te benaderen. Ik hoop dat het desondanks het lezen
waard was.
Mochten er nog vragen zijn naar aanleiding
van dit artikel, dan stel ze gerust.
|