Deel 28: Nieuwsbrief Duif Mei 2006 "Veel
gestelde vragen"
Deel 1
In de kliniek en via internet bereiken me vele vragen. Een
aantal van deze vragen komen steeds terug. Reden genoeg dus om bij een
aantal iets uitgebreider stil te staan.
1. Is ontsmetting voor het seizoen wel nodig?
Praktijkervaring leert dat veel duiven die voor controle
worden aangeboden voor het seizoen last hebben van de voorste luchtwegen.
Soms betreft het uitsluitend de koppen die niet in orde zijn. Vaak is het
vaak een combinatie van de koppen en de luchtpijp die geïrriteerd is.
De irritatie van de luchtpijp zien we vooral op de tuinhokken tot ca. mei.
Als het weer warmer wordt verdwijnen deze problemen met de luchtpijp vaak
vanzelf. Maar meestal, zekere in normale jaren, ontbreekt de tijd om deze
duiven “uit te laten zieken”.
Dat geldt natuurlijk voor de programmavliegers meer dan voor de
fondspelers.
De irritatie van de luchtpijp reageert doorgaans goed op een kuur met
natuurlijke middelen zoals Boni-Bronchicron over het voer.
Uitsluitend medicijnen geven is in deze gevallen lang niet altijd
effectief genoeg.
Als er voor het seizoen geen klinische verschijnselen zijn dan is het
preventief kuren natuurlijk niet nodig. Bij twijfel kan men echter beter
het zekere voor het onzekere nemen. Immers doet men dit niet dan is de
kans aanwezig dat de prestaties na de tweede/derde vlucht beginnen af te
nemen. Kuren wordt dan haast onvermijdelijk. En dit kan men daarom beter
voorkomen.
Ik adviseer daarom voor de vlucht bij deze “winterinfecties” een kuur
met een luchtwegmiddel in combinatie met een kruidenmiddel om de irritatie
van de luchtwegen te verminderen.
In de praktijk voldoet dit goed.
2. Waarom al bij de eerste vluchten preventief ontsmetten
na de reis?
Een ook vaak gehoorde opmerking is dat na die korte vluchten
toch al niet ontsmet hoef te worden. Dat hoor ik dan meestal van
liefhebbers die na de tweede of derde vlucht de praktijk beginnen te
bezoeken omdat de duiven niet (meer) komen. De eerste vlucht ging het dan
goed tot heel goed om daarna vervolgens langzaam richting einde lijst te
zakken.
We dienen ons te realiseren dat in het begin nagenoeg iedereen staat te
trappelen om de duiven te spelen. Dus ook de liefhebbers die het met de
gezondheid van de duiven niet zo nauw nemen spelen dan hun duiven. Voeg
daarbij de verscheidenheid aan “winterinfecties” bij de reisduiven.
Hieronder versta ik de verzameling van irritaties van de voorste
luchtwegen die veel duiven aan het natte en koude seizoen op de
duiven(tuin)hokken overhouden. En zo is de smeltkroes aan infecties op de
transportauto’s bij de eerste vluchten compleet. Ook al zijn de eigen
duiven schoon, het risico op besmetting is juist gedurende die eerste
transporten het hoogste. Zeker als door slechte weersomstandigheden de
lossingen niet plaatsvinden en de stress daardoor bij de duiven toeneemt.
Na enkele weken zijn er al weer genoeg liefhebbers die hun
duiven thuislaten omdat ze minder presteren en daarmee neemt in zekere zin
ook de infectiedruk af.
Kortom juist in het begin van het seizoen is ontsmetting na de vlucht
belangrijk.
3. Hebben mijn duiven het Geel?....Niet erg dan geef ik ze
na de vlucht wel twee dagen iets in het drinkwater.
Bovenstaande is een nog veel gemaakte fout. Deze handelwijze
is er mede de oorzaak van dat we rond 1990 nog konden volstaan met één
gram per twee liter drinkwater en nu voor voldoende effectiviteit als 3-4
gram per 2 liter drinkwater moeten doseren van Ronidazole 10% om effect te
krijgen. En zelfs dan is vaak nog een restbesmetting aanwezig.
Door deze zgn. korte kuurtjes zijn de sterkste Trichomonaden
uitgeselecteerd. De zwakke broeders gaan bij een korte kuur nog wel dood.
Maar juist de sterkere exemplaren blijven over en krijgen zo alle ruimte
om zich te vermenigvuldigen.
Resultaat is dus een sterke toename van de resistentie.
Als we een geelbesmetting vaststellen is het dus belangrijk dat goed
gekuurd wordt. Dat wil zeggen voldoende lang en voldoende hoog gedoseerd.
En dat laatste lukt in het koude seizoen bij een drinkwater kuur maar heel
matig. Onderzoek wijst uit dat duiven in de winter soms maar eenderde van
de benodigde hoeveelheid drinkwater opnemen om een voldoende werking van
het in het water aanwezige medicament op te nemen.
Toediening over het voer is in dit geval beter.
Maar de praktijk wijst uit dat individuele behandeling twee dagen
achtereen met een goed middel nog altijd de beste garantie biedt dat de
behandeling succesvol is.
Daarom mijn advies als de “R” in de maand is: Individueel behandelen
tegen het geel.
4. Paramyxo-enting is dat nog wel nodig?
Afgezien dat de paramyxo-enting nog steeds nodig is, is deze
enting ook nog steeds aan te bevelen. Ieder najaar blijven we toch nog
gevallen zien van paramyxo bij late jongen die niet gevaccineerd zijn.
Het vaccineren tegen paramyxovirose kan men het best op zo
jong mogelijke leeftijd doen. Dus op een leeftijd van 5-6 weken. De reden
hiervoor is de volgende:
Bij duiven komt de laatste jaren het circovirus voor. Dit virus nestelt
zich bij voorkeur in het afweerapparaat van de (jonge) duiven. Deze worden
hierdoor bevattelijker voor allerlei andere aandoeningen.
Treedt een besmetting met het circovirus op bij jonge duiven vooraleer ze
gevaccineerd zijn tegen paramyxo dan bouwen deze duiven geen weerstand
meer van deze enting. Of anders slechts een zeer gebrekkiige weerstand. De
infectiedruk van de paramyxo kan hierdoor oplopen.
Zijn de duiven nu vroeg gevaccineerd tegen paramyxo en worden ze daarna
door het circovirus besmet dan is er met betrekking tot de bescherming
tegen paramyxo niets aan de hand.
Dus jonge duiven zo vroeg mogelijk inenten.
5. Controle op paratyfus in het seizoen.
Mestonderzoek op paratyfus tijdens de vluchten heeft maar een
beperkte waarde. De meeste medicijnen die voor de ontsmetting voor de
koppen worden gebruikt hebben ook een remmende werking op de Salmonella
bacterie. De kans dat deze dan wordt gevonden bij mest onderzoek tijdens
het seizoen wordt dan ook een stuk kleiner vergeleken met de controles in
het najaar als de duiven al langere tijd geen medicijnen meer toegediend
hebben gekregen.
Dat betekent dus dat er tijdens het seizoen best een sluimerende infectie
aanwezig kan zijn die de prestaties drukt, terwijl deze in de mest niet
aan te tonen is.
|