Dr. aan het woord door: Dierenarts Peter Boskamp
© Dierenarts P. Boskamp
Het is verboden bovenstaande artikelen te vermenigvuldigen en te verspreiden. 
Ook zal opgetreden worden als zonder toestemming de artikelen of gedeelten 
daarvan op een andere wijze gepubliceerd worden

Deel 5: Kweekseizoen

Na de rui, waarin iedere rechtgeaarde duivenliefhebber er voor zorgt dat zijn duiven deze periode goed hebben doorstaan, gaan we denken aan de kweek.
Tijdens de rui hebben we dus gezorgd  voor goed voer, extra (rui)vitamine, een goede duiventhee (bijvoorbeeld die van Verhellen), Biochol of Bonichol om de lever te ondersteunen bij het zware werk. Daarnaast hebben we de mest laten onderzoeken op de aanwezigheid van coccidiën en wormen. De kelen hebben we laten controleren op het geel. Maar ook hebben we een kweek laten uitvoeren om de aanwezigheid van de paratyfusbacil uit te sluiten.
Over het wel of niet kuren tegen paratyfus aan het einde  van de rui lopen de meningen uiteen. De categorie artsen die stelt dat je niet moet kuren als de bacterie niet is aangetoond, legt het daarbij af tegen de artsen die de waarde van zo’n najaarskuur op waarde schatten. Ook ik sta niet afkerig van zo’n eindejaarskuur tegen de paratyfusbacil.
Immers, als we de bacterie aantonen dan weten we zeker dat er uitscheiders zijn. Echter als het bacteriologisch onderzoek negatief is, dus er worden geen uitscheiders aangetoond bij onderzoek van een verzamelmonster, dan is het nog niet 100% zeker dat er geen besmetting aanwezig is.
(Onderzoek op paratyfus kan het beste gebeuren aan de hand van een mengmonster van mest dat gedurende 5 dagen bij de duiven is verzameld)
Kortom de onzekerheid die blijft bestaan, maakt het, in dit uitzonderingsgeval, gerechtvaardigd te kuren gedurende een 10-14 dagen tegen deze bacterie.
Als echter de bacterie bij het bacteriologische onderzoek wel wordt aangetoond, dan ben ik een voorstander van vaccineren van de duiven na de kuur van 14 dagen (wij gebruiken hiervoor dan trimsulfa, maar er zijn natuurlijk meerdere mogelijkheden, bijvoorbeeld Parastop van collega de Weerd of Para-S vloeibaar kan ook gebruikt worden).
Onze indruk is dat de uitscheiding na kuren en vaccinatie, met daarna nog een nakuur van een week, met wederom trimsulfa, de infectiedruk doet verminderen, omdat het aantal mestmonsters waarin de bacterie wordt aangetoond afneemt. De kans op verspreiding van de infectie wordt minder.
Na deze kuur kunnen we gaan denken aan de kweek.

Kweken is naast een kunst, ook een serieuze zaak. Dat weet iedere duivenliefhebber. Getracht wordt die duiven te koppelen waarvan we de hoogste verwachtingen mogen hebben wat betreft de jongen.
En natuurlijk is het belangrijk goed naar de erfelijke eigenschappen te kijken en de prestaties die de ouders, broers of zussen in het verleden bij ons of bij die “grote liefhebber” hebben geleverd.
Maar hoewel de erfelijkheid (genotype) een hele belangrijke rol speelt, is het belang van het fenotype, d.w.z het milieu, de omgeving, de omstandigheden waarin een duif terecht komt zeker ook niet van ondergeschikt belang.
Als een jong groot moet worden in een omgeving die vergeven is van wormen, paratyfus, coccidiose, dan is het een knappe als het dier toch zijn prijzen vliegt. Zelfs de duif met de beste afstamming komt niet aan goede prestaties toe als het dier zit op een hok waar het adenovirus welig tiert. Ja toch?

Ja en nee. Natuurlijk is de kans op ziek worden groot als een dier met zulke omstandigheden in aanraking komt.
Maar het milieu waar het dier in terecht komt houdt meer in dan alleen het wel of niet aanwezig zijn van ziektekiemen.
Dieren die onder slechte omstandigheden (tocht, slecht voer, vochtigheid, schimmels enz.) moeten opgroeien hebben het al zwaarder om uiteindelijk de kwaliteiten die ze van huis uit meegekregen hebben via hun erfelijkheid te kunnen tonen.
Kortom, het milieu waarin de jongen terechtkomen en moeten opgroeien is mede bepalend voor wat uiteindelijk van de erfelijke bagage terecht komt tijdens de wedvluchten.
Een duif met matige erfelijke eigenschappen kan bij een goede liefhebber die zorgt voor een goed milieu vaak net zo goed presteren als een kwalitatief betere duif die onder slechtere omstandigheden komt te verkeren.
 

Een open deur, hoor ik U al denken. Natuurlijk is dit een open deur. Maar waarom handelen dan nog steeds zoveel liefhebbers niet naar de simpelheid van dit gegeven.
Als ik jonge duiven sta te vaccineren tegen de paramyxo, ben ik soms verbaasd wel duiven aangeboden worden om gevaccineerd te worden. Als deze dieren bij de hals vastgepakt worden om te enten voel je al vaak de veren “als stro” tussen de vingers. Vaak zijn dan de korven ook nog voorzien van de uitwerpselen van het jaar ervoor. Dan weet je al dat de kans groot is dat deze jongen het najaar niet zullen halen.

En dan te bedenken dat het zonder al te veel moeite anders kan. Opvoeren van de hygiëne is dan het eerste dat we moeten doen. Mest en keelcontrole zoals de rechtgeaarde duivenliefhebber al als van nature uitvoert of laat uitvoeren, moet dan ook uitgevoerd worden.
Kortom datgene moet gebeuren waar we dit artikeltje mee zijn begonnen.
Als we dat allemaal hebben gedaan, zijn we dan verzekerd van goede jongen die opgroeien zoals iedere duivenliefhebber wenst?
 

Nee, want blind vertrouwen op de medicijnpot om door ziektebestrijding alle ellende buiten de deur te houden, is ook niet zaligmakend. Vertrouwen op de medicijnen en deze te pas en te onpas gebruiken kan naar verloop van tijd er voor verantwoordelijk zijn dat we verder achterop raken dan dat ons lief is.
Zo had ik een jaar geleden de duiven in mijn handen van een liefhebber die door een collega was geadviseerd om twee maanden te kuren met doxycycline om de aanwezige ornithosebesmetting definitief te verhelpen. Toen ik de duiven in mijn handen kreeg na deze twee maanden waren de luchtwegen verre van schoon, de lijven verre van blank en de veren als stro in de handen. De man was ten einde raad. Hij stond op het punt om alles maar op te ruimen. Ik adviseerde hem om vooral de eerste tijd geen medicijnen te gebruiken, maar om te vertrouwen op de natuurlijke middelen die de weerstand helpen verhogen, die in de weerstandsdrank zaten.
Niet dat ik denk dat het nog mogelijk is om zonder medische begeleiding met afgepaste dosering van medicijnen aan de top mee te kunnen draaien. Daarvoor is de duivensport heden ten dage te veel afhankelijk geworden van kleine dingen.
Natuurlijk als een ziekte geconstateerd wordt moet men ingrijpen. Dan zal het geven van medicijnen noodzakelijk zijn. Maar twee maanden doxycycline verstrekken om de ornithose onder de knie te krijgen helpt meestal slechts in uitzonderlijke gevallen. Meestal heeft men dan met het waswater ook de baby weggegooid.
Het is van o zo wezenlijk belang dat gezorgd wordt dat het milieu van de duif zo optimaal mogelijk wordt gehouden. Hoog en langdurig doseringen van antibiotica helpen ook de goede bacteriën om zeep. Te kort kuren daarentegen zorgt dat de sterkste bacteriën, ook van de ziekteverwekkers, overblijven. Wat is dan wijsheid. Niet te kort, maar ook weer niet te lang.
Nee de sleutel voor het resultaat ligt daarin dat men de omstandigheden in de duif, maar ook die van de omgeving moet zien te optimaliseren.
Dus zorgen voor een niet vochtig, niet schimmelig en tochtvrij hok, waarbij overbevolking wordt vermeden. Maar hoewel dit een heel eind in de goede richting kan helpen, is het toch vaak niet genoeg.
We moeten ook zorgen dat het inwendige milieu van de duif zo goed mogelijk is. Dus zorgen voor goed voer, zo nodig extra vitaminen en als de prestaties tegengevallen zijn is het kiezen voor een weerstandsverhogende en ondersteunende drank op natuurlijke basis zeker niet verkeerd. Die weerstandsdranken zorgen ervoor dat het lichaamsfuncties van de duiven beter kunnen plaatsvinden. De afweercellen worden gestimuleerd waardoor de ziektekiemen beter aangepakt kunnen worden. Bij regelmatige verstrekking van deze drank zal blijken dat het gebruik van medicijnen kan afnemen.
De dieren kunnen dan veelal zelf de ziektes die ze onder andere omstandigheden niet de baas konden worden door die gebrekkige weerstand en ondermijning van de gezondheid veel gemakkelijker overwinnen en te boven komen.
En hoe belangrijk is dit gegeven niet voor de jonge duiven.
 

Jonge duiven moeten in een paar weken vanaf het moment tot ze uit het ei komen, totdat ze afgezet worden, een geweldige metamorfose ondergaan. Een waar staaltje van ontwikkeling. Al die dieren die dat moeten doen onder mindere omstandigheden, zullen daarvoor de tol moeten betalen in de vorm van een slechtere uitgroei en het niet bereiken van de ontwikkeling die ze op grond van hun erfelijke aanleg zouden moeten kunnen behalen.
Kortom het is o zo belangrijk in deze eerste levensfase te zorgen voor zo’n best mogelijke omstandigheden.
 

Wij zelf hebben daar onze energie in gestoken met de ontwikkeling van onze weerstandsdranken. Weerstandsdranken die bijdragen aan het optimaliseren van de omgevingsomstandigheden voor de jongen in die eerste levensfase.
De Boni-SGR hebben we voor die fase ontwikkeld. We adviseren deze drank te verstrekken vanaf de koppeling van de duiven. Het geven van deze drank heeft een positieve invloed op de paringsbereidheid van de duiven. Het zorgt bovendien voor een verbetering van de conditie en helpt bijdragen aan een vermindering van de uitscheiding van ziektekiemen door de oude duiven. De jongen die dan later uit het ei komen, komen dan al beter aan de start. Men kan vrij snel constateren dat deze jongen goed opgroeien. Ze doorstaan de meeste kinderziektes met speels gemak en bouwen er een goede weerstand tegen op. Ze hoeven niet betutteld te worden met parapluutjes van antibiotica om te voorkomen dat ze onnodig ziek worden. Daardoor hoeven ze hun energie alleen maar te steken in de ontwikkeling van hun eigen lijf.  Ze verspillen geen onnodige energie aan de bestrijding van allerlei ziektes die onder andere omstandigheden alleen maar met medicijnen onderdrukt konden worden. Daar kan dan nog eens bij komen dat een teveel aan medicijnen middels hun bijwerkingen, weer hun tol in dat jonge snel opgroeiende lichaam eisen.
Niet dat het zo is dat het gebruik van de Boni-SGR zaligmakend is. Zo simpel ligt het natuurlijk ook weer niet. Medicijnen kunnen toch nodig blijken te zijn in bepaalde omstandigheden of bij een te hoge infectiedruk. Maar Boni-SGR kan een hulpmiddel zijn om de schakels die de ketting van de kweek vormen zo stevig mogelijk te doen zijn.
 

Wij adviseren om tijdens de kweek de Boni-SGR te gebruiken vanaf het koppelen tot aan het afzetten van de jongen. In die gevallen dat er vaker grote problemen zijn geweest tijdens de kweekperiode is een dagelijkse gift zeker verantwoord. Maar als de omstandigheden al redelijk tot goed zijn kan men volstaan met het geven van deze Boni-SGR gedurende drie dagen per week.

Na het afzetten is het geven van de Weerstandsdrank gedurende drie dagen per week een redelijk tot goede garantie dat de jongen goed opgroeien. Het dagelijks verstrekken van de weerstandsdrank kan zelfs de jonge duiven te vroeg in vorm brengen. Matigen tot 2-3 x per week is daarom in die periode aan te raden. Enkele weken voor de jonge duivenvluchten kan men dan weer de Boni-SGR gaan verstrekken, variërend al naar behoefte tot dagelijks aan toe.
Het zal blijken dat er doorgaans minder medicijnen nodig zullen zijn om de jongen gezond te houden en dat het “kruit” droog gehouden kan worden om met behulp van conditieverhogende middelen de duiven verder in vorm te brengen,zodat ze de prestaties leveren die van hen verwacht mogen en kunnen worden.
Maar ook hier geldt natuurlijk dat er van ezels geen renpaarden gemaakt kunnen worden.
Behalen we op deze manier geen resultaten, dan weten we dan in ieder geval een ding zeker, dat het niet aan de ziekten van de duiven heeft gelegen.

Peter Boskamp

Terug naar Dr. aan het woord
Terug naar Duiven.net

Een site van ADVIDU, Utrecht